Rente- en risico's

De centrale bank kondigde aan dat de effectenaankopen niet meer zullen worden vergroot. Wel zullen de bestaande effecten aankopen van € 30 miljard per maand worden voortgezet tot tenminste september van 2018. Wat er daarna gebeurt laat de centrale bank in het midden. Maar in de markt wordt ervan uitgegaan dat de ECB de effectenaankopen in de maanden daarna zal reduceren. De centrale bank herhaalde dat de rente tot ruim na het beëindigen van het effectenprogramma op het huidige lage niveau zal blijven. Dat betekent dat het depositotarief en de herfinancieringsrente waarschijnlijk nog meer dan een jaar zullen blijven staan op de huidige niveaus van -0,4% en 0,0%. De uitspraken van de ECB waren in overeenstemming met de marktverwachtingen. De rentetarieven lieten dan ook nauwelijks enige reactie zien.
Het monetaire beleid van de ECB blijft zeer ruim. De effecten aankopen zullen na september 2018 verder worden verminderd, maar de officiële tarieven blijven onveranderd. De lange rentetarieven lopen in de komende twaalf maanden naar verwachting wat op (Bron: BNG).

De gemeente maakt gebruik van leningen die pas aan het einde van de looptijd moeten worden afgelost. Als een lening afloopt moeten we deze meestal vervangen. Het risico bestaat dat de rente op dat moment hoog is. Om dit risico te beperken spreiden we meerjarig de momenten waarop leningen aflopen. Hiertoe variëren we in looptijden van 5 tot 25 jaar. Bij elke looptijdskeuze kijken we ook naar de renteontwikkeling. Wettelijk is de totale aflossing in een jaar gemaximeerd op 20% van het begrotingstotaal. De gemeente blijft ruimschoots onder deze renterisiconorm, zoals blijkt uit de onderstaande tabel:

(bedragen x € 1.000)

Renterisico vaste schuld

2017

(1) renteherziening op vaste schuld

-

(2) betaalde aflossingen

4.740

(3) renterisico vaste schuld

4.740

Renterisiconorm

(4a) omvang begroting per 01-01-2016

90.160

(4b) normpercentage

20%

(4) renterisiconorm (4a x 4b/100)

18.032

Toets renterisiconorm

(5a) ruimte onder renterisiconorm (4>3)

13.292

(5b) overschrijding renterisiconorm (3<4)

-

Kredietrisico

In deze tabel worden de geldnemers weergegeven, waarbij de risicogroepen naar oplopend risico zijn opgenomen.

(bedragen x € 1,- mln.)

Kredietrisico op verstrekte gelden

Restant schuld

Per 31-12-2017

Risicogroep

%

1. Gemeenten/Provincies

-

-

2. Overheidsbanken

-

-

3. Woningcorporaties met garantie WSW

1,4

38

4. Semi overheidsinstellingen

-

-

5. Overige (hypotheken)

0,5

12

6. Financiëlle instellingen (A en hoger)

1,9

50

7. Toegestane instellingen volgens treasurystatuut

-

-

8. Niet toegestane instellingen volgens treasurystatuut

-

-

Toets renterisiconorm

3,8

100

Uit de tabel blijkt dat het kredietrisico 62 % van de verstrekte gelden bedraagt. Dit zijn de niet aan (semi)overheden verstrekte geldleningen zonder achtervang (risicogroepen 5 en 7). Bij het onderdeel hypotheken (nummer 5) is als zekerheid het recht van eerste hypotheek gevestigd, zodat ook hier het risico maar beperkt is.

Sinds de oprichting van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) in 1983 verstrekken gemeenten zelf geen leningen meer aan woningcorporaties (risicogroep 3).
In plaats daarvan lenen woningcorporaties bij banken waarbij het waarborgfonds garant staat richting de bank. Er bestaat in dit kader nog een resterende geldlening aan Maasdelta met een restantschuld van € 1,4 miljoen, die zal aflopen in 2040.

Gegarandeerde geldleningen

Naast kredietrisico op verstrekte gelden loopt de gemeente ook risico op gegarandeerde geldleningen. De gemeente heeft per 31 december 2017 voor € 122,8 miljoen aan garanties uitstaan.
Van de totaal uitstaande garanties is er voor € 120,0 miljoen sprake van achtervang bij het waarborgfonds voor Sociale Woningbouw. Voor de uitstaande garanties die betrekking hebben op sport en zorg bestaan ook waarborgfondsen. Deze fondsen staan voor 50% garant en de gemeente voor de andere 50%, te weten € 1,5 miljoen. Als extra zekerheid bij deze garantstelling is er een recht van eerste hypotheek gevestigd of komen de eigendommen door natrekking in bezit van de gemeente.
Als laatste staat de gemeente, samen met het Rijk, ieder voor 50%, garant voor geldleningen (ca. € 1,3 miljoen) voor particuliere woningen, die voor de komst van de Nationale Hypotheekgarantie zijn aangegaan. De bank heeft hier het recht van eerste hypotheek. Bij een eventuele restschuld wordt de gemeente aangesproken. Het risico op gegarandeerde geldleningen is opgenomen in het risicoprofiel van de gemeente.